Zo werd standaard Nederlands vroeger genoemd
Vroeger stond het standaard Nederlands bekend onder de naam Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). Deze benaming werd in de 19e eeuw geïntroduceerd om een onderscheid te maken tussen de verschillende dialecten en regionale varianten van de Nederlandse taal. Het ABN werd beschouwd als de norm voor correct taalgebruik en werd vaak geassocieerd met de hogere klasse en de elite.
Het gebruik van het ABN was vooral belangrijk in formele situaties, zoals in het onderwijs, de media en de politiek. Het was de taal die werd gebruikt in boeken, kranten, en officiële documenten. Mensen die het ABN spraken werden gezien als beschaafd en ontwikkeld, terwijl dialectsprekers soms als minderwaardig werden beschouwd.
In de jaren 60 en 70 kwam er echter een kentering in het denken over taalgebruik. Er ontstond steeds meer aandacht voor de diversiteit van de Nederlandse taal en het belang van het behoud van dialecten en regionale varianten. Het ABN werd steeds meer gezien als een kunstmatige norm, die niet per se superieur was aan andere vormen van taalgebruik.
Daarom werd in de jaren 90 besloten om de term ABN te vervangen door standaard Nederlands. Deze benaming benadrukt het feit dat het om een standaardvariant van de taal gaat, die weliswaar normatief is, maar niet per se beter of beschaafder dan andere varianten. Standaard Nederlands wordt nu gezien als een variant die wordt gebruikt in formele situaties, maar die niet per se de enige juiste vorm van taalgebruik is.
Kortom, het standaard Nederlands werd vroeger Algemeen Beschaafd Nederlands genoemd, maar deze term is inmiddels vervangen door standaard Nederlands, om een meer neutraal en inclusief beeld van de Nederlandse taal te geven. Het belang van correct taalgebruik blijft echter wel van kracht, ongeacht welke benaming eraan wordt gegeven.