Er zijn gelovigen die vanuit hun religieuze overtuigingen hun haren niet mogen knippen. Een puzzelwoord dat hierbij past is “sikhs”.
Sikhs zijn volgelingen van het sikhisme, een monotheïstische religie die ontstond in het noorden van India in de 15e eeuw. Een belangrijk aspect van het sikhisme is het behoud van de natuurlijke vorm van het lichaam, inclusief het haar. Sikhs geloven dat het haar een geschenk is van God en daarom niet mag worden geknipt.
Voor sikhs is het dragen van een tulband en het laten groeien van lang haar, zowel voor mannen als vrouwen, een belangrijk onderdeel van hun geloof. Het haar wordt gezien als een teken van toewijding aan God en het afwijzen van ijdelheid.
Het niet knippen van het haar, ook wel bekend als kesh, is een van de vijf K’s die belangrijk zijn voor sikhs. De andere vier zijn kesh (onbewerkt staal), kanga (een kam), kara (een armband) en kirpan (een dolk).
Voor sikhs is het behoud van hun natuurlijke haar een manier om hun identiteit en geloofsovertuigingen te uiten. Het niet knippen van het haar is dus een belangrijk aspect van hun religie en een manier om verbonden te blijven met hun goddelijke oorsprong.
Kortom, voor sikhs is het niet knippen van het haar een essentieel onderdeel van hun geloofsovertuigingen en een manier om hun toewijding aan God te tonen.