De grondlegger van het empirisme in Engeland is de staatsman en filosoof John Locke. Locke wordt vaak beschouwd als een van de meest invloedrijke figuren in de geschiedenis van het empirisme, een filosofische stroming die stelt dat kennis voortkomt uit ervaring en observatie.
Locke werd geboren in 1632 en studeerde aan de Universiteit van Oxford, waar hij zich specialiseerde in filosofie en geneeskunde. Hij raakte al snel betrokken bij politieke en filosofische kwesties en ontwikkelde zijn eigen ideeën over de aard van kennis en de rol van de menselijke geest.
In zijn werk “An Essay Concerning Human Understanding” uit 1690, introduceerde Locke zijn theorie van empirisme, waarin hij betoogde dat de menselijke geest bij de geboorte een ‘tabula rasa’ is, een leeg blad dat wordt gevuld door zintuiglijke ervaringen en waarnemingen. Hij benadrukte het belang van empirische observatie en experimenten als de basis voor kennis en argumentatie.
Locke’s ideeën over empirisme hadden een grote invloed op latere filosofen en wetenschappers, waaronder David Hume en Immanuel Kant. Zijn werk legde de basis voor de moderne wetenschappelijke methode en hielp de weg te effenen voor de Verlichting, een periode van intellectuele en culturele bloei in Europa.
In puzzelwoorden is de naam ‘Locke’ vaak het antwoord op de vraag naar de grondlegger van het empirisme. Zijn bijdragen aan de filosofie en het denken over kennis en ervaring hebben zijn erfenis verankerd als een van de belangrijkste figuren in de geschiedenis van de westerse filosofie.