De grondlegger van het Engelse empirisme wordt algemeen beschouwd als de Engelse staatsman en filosoof Francis Bacon. Bacon wordt ook wel de vader van het empirisme genoemd vanwege zijn revolutionaire ideeën over wetenschappelijke methoden en het belang van empirisch bewijs.
Francis Bacon werd geboren in 1561 in Londen en studeerde aan de Universiteit van Cambridge. Hij begon zijn carrière als advocaat en politicus, en diende als procureur-generaal en Lord Chancellor onder koning James I van Engeland. Naast zijn politieke carrière was Bacon ook een invloedrijk filosoof en wetenschapper.
Bacon geloofde sterk in de kracht van empirisch bewijs en observatie als de basis voor kennis. Hij was van mening dat de menselijke geest door middel van zintuiglijke ervaring en experimenten de natuur kon begrijpen en beheersen. Bacon pleitte voor een systematische en wetenschappelijke aanpak van kennisverwerving, in tegenstelling tot het toen gangbare deductieve redeneren.
In zijn werk “Novum Organum” uit 1620 introduceerde Bacon de inductieve methode, waarbij kennis wordt verworven door observatie, experimenten en het verzamelen van feiten. Hij benadrukte het belang van empirisch bewijs en de noodzaak van het testen van hypothesen om tot betrouwbare kennis te komen.
Bacon’s ideeën over empirisme en wetenschappelijke methoden hebben een diepgaande invloed gehad op latere filosofen en wetenschappers, waaronder John Locke, David Hume en Isaac Newton. Zijn werk wordt nog steeds bestudeerd en gewaardeerd voor zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de moderne wetenschap en filosofie.
Als grondlegger van het Engelse empirisme heeft Francis Bacon een blijvende erfenis nagelaten voor de wetenschappelijke en filosofische gemeenschap. Zijn nadruk op empirisch bewijs en observatie heeft de basis gelegd voor de wetenschappelijke revolutie en heeft bijgedragen aan de vooruitgang van de menselijke kennis en begrip van de wereld om ons heen.