Voormalig Ceylon, nu bekend als Sri Lanka, was ooit een Nederlandse kolonie die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van het land. Gedurende de 17e en 18e eeuw was Ceylon een bloeiende handelspost voor de Nederlanders, die daar actief waren in de specerijenhandel.
De Nederlanders vestigden zich voor het eerst op het eiland in 1602, toen ze een handelspost oprichtten in het zuidwesten van Ceylon. In de daaropvolgende decennia breidden ze hun territorium uit en veroverden ze steeds meer gebieden op het eiland. In 1658 namen de Nederlanders de controle over het hele eiland over van de Portugezen en hernoemden het naar Ceylon.
Onder Nederlands bewind bloeide de handel op Ceylon. De Nederlanders introduceerden nieuwe gewassen zoals koffie, kaneel en peper, die al snel een belangrijke rol gingen spelen in de internationale handel. Ze bouwden ook forten en handelsposten langs de kust om hun handel te beschermen tegen rivaliserende Europese machten.
De Nederlandse kolonisatie van Ceylon bracht echter ook problemen met zich mee. De lokale bevolking kwam in opstand tegen het Nederlandse bewind en er waren regelmatig conflicten en oorlogen tussen de Nederlanders en de inheemse bevolking. Bovendien bracht de kolonisatie ook slavernij met zich mee, waarbij veel lokale mensen gedwongen werden om te werken op de plantages van de Nederlanders.
In 1796 werd Ceylon overgenomen door de Britten, die de Nederlanders verdreven en het eiland inlijfden in het Britse rijk. Onder Brits bewind veranderde de naam van het eiland opnieuw, dit keer naar Sri Lanka. De Nederlandse invloed bleef echter zichtbaar in de cultuur, architectuur en landbouw van het eiland.
Vandaag de dag herinneren nog steeds vele overblijfselen aan de Nederlandse kolonisatieperiode op Sri Lanka, zoals de Nederlandse forten en koloniale gebouwen die nog steeds te zien zijn in steden als Galle en Colombo. De Nederlandse kolonisatie van Ceylon mag dan wel voorbij zijn, de erfenis ervan leeft voort in de geschiedenis en cultuur van dit prachtige eiland.