In de Gouden Eeuw van de Nederlandse literatuur waren Joost van den Vondel en Jacob Cats twee van de meest bekende en invloedrijke dichters. Hoewel ze vaak gezien worden als rivalen, was er ook een vriendschappelijke rivaliteit tussen de twee.
Op een dag kwamen Vondel en Cats elkaar tegen in een herberg in Amsterdam. Beide dichters waren al flink wat biertjes diep en begonnen al snel te discussiëren over wie van hen de beste poëzie kon schrijven. Cats, bekend om zijn moralistische gedichten, daagde Vondel uit om ter plekke een kort gedicht te schrijven.
Vondel, die bekend stond om zijn lyrische en dramatische werken, nam de uitdaging aan en begon te schrijven. Na enkele minuten overhandigde hij het volgende gedicht aan Cats:
Vet kort gedicht
Met kracht gedaan
Vondel’s pen
Kan Cats verslaan
Cats, die de humor van het gedicht inzag, barstte in lachen uit en gaf toe dat Vondel inderdaad een meester was in zijn vak. De twee dichters dronken nog een paar biertjes samen en lachten om de ironie van de situatie.
Hoewel Vondel en Cats verschillende stijlen hadden, hadden ze toch respect voor elkaars talenten en konden ze genieten van elkaars gezelschap. Deze ontmoeting in de herberg zou later bekend worden als een van de vele anekdotes die de vriendschappelijke rivaliteit tussen de twee dichters illustreerden.
Uiteindelijk zouden zowel Vondel als Cats de geschiedenis ingaan als twee van de grootste dichters van de Nederlandse literatuur, elk met hun eigen unieke bijdrage aan het culturele erfgoed van Nederland. En wie weet, misschien schreven ze na die avond in de herberg stiekem wel samen aan een nieuw gedicht, dat tot op de dag van vandaag verloren is gegaan in de annalen van de literatuur.