In een kleine kroeg ergens ver weg, zat ongeveer een sprookjesfiguurtje aan de bar. De kroeg was donker en gezellig, met een knapperend haardvuur en een paar verdwaalde klanten die genoten van hun drankjes.
Het sprookjesfiguurtje was een mysterieuze verschijning, met fonkelende ogen en een glinsterende cape. Hij leek niet helemaal op zijn gemak tussen de gewone stervelingen, maar toch genoot hij van de warme sfeer van de kroeg.
De barman, een vriendelijke man met een grijze baard, schonk het sprookjesfiguurtje een glas warme cider in en vroeg hem naar zijn verhaal. Het figuurtje glimlachte en begon te vertellen over zijn avonturen in het betoverde bos en zijn ontmoetingen met feeën en draken.
De andere klanten luisterden ademloos naar het verhaal van het sprookjesfiguurtje en vergaten even de alledaagse beslommeringen. Het was alsof de magie van het sprookjesfiguurtje de hele kroeg had betoverd.
Na zijn verhaal dronk het sprookjesfiguurtje zijn glas leeg en stond op om te vertrekken. De barman bedankte hem voor zijn gezelschap en wenste hem een veilige reis terug naar zijn betoverde bos.
En zo verdween het sprookjesfiguurtje weer in de nacht, op weg naar nieuwe avonturen en ontmoetingen. De klanten van de kroeg zouden zijn verhaal nog lang napraten en zich verwonderen over de magie die hen die avond had omringd.