Ongeveer een sprookjesfiguurtje in een kleine kroeg
In een afgelegen dorp, verscholen tussen de bergen en bossen, lag een kleine kroeg genaamd De Verloren Dromer. Het was een plek waar reizigers en dorpsbewoners samenkwamen om te genieten van een drankje en verhalen te delen. Op een koude winteravond, toen de sneeuw zachtjes naar beneden dwarrelde, stapte er een vreemd figuur de kroeg binnen.
Het was een klein wezen, met fonkelende ogen en een lange baard. Hij droeg een puntmuts en had een kleine staf bij zich. De kroegbaas keek verbaasd op toen hij het figuurtje zag en vroeg vriendelijk wat zijn naam was. Het wezen glimlachte en antwoordde: “Ik ben Wizzle, de kaboutertovenaar.”
De andere gasten in de kroeg keken nieuwsgierig naar Wizzle, die rustig aan de bar ging zitten en een glas warme cider bestelde. De kroegbaas schonk het drankje in en vroeg Wizzle waar hij vandaan kwam en wat hem naar De Verloren Dromer had gebracht.
Wizzle vertelde zijn verhaal, over hoe hij in het nabijgelegen bos woonde en bekend stond om zijn magische krachten. Hij was op zoek naar avontuur en nieuwe vrienden, en had besloten om de kroeg te bezoeken om wat warmte en gezelschap te vinden.
De avond vloog voorbij terwijl Wizzle zijn verhalen deelde en zijn toverkunsten liet zien aan de verbijsterde gasten. Hij liet bloemen bloeien uit zijn staf, veranderde een gewone steen in goud en liet zelfs een tafel zweven door de kroeg.
Toen de klok middernacht sloeg, stond Wizzle op om afscheid te nemen. De gasten waren vol bewondering voor de kleine kaboutertovenaar en beloofden hem snel weer te bezoeken in het bos.
En zo verdween Wizzle in de nacht, op weg naar nieuwe avonturen en magische ontmoetingen. De Verloren Dromer bleef achter met de herinnering aan een betoverende avond met een sprookjesfiguurtje in een kleine kroeg.