De eerste paus van de Rooms-Katholieke Kerk was de apostel Petrus. Petrus wordt beschouwd als de eerste leider van de vroege christelijke gemeenschap en wordt vaak beschreven als de eerste bisschop van Rome, waardoor hij de eerste paus werd.
Volgens het Nieuwe Testament werd Petrus door Jezus zelf aangewezen als de rots waarop hij zijn kerk zou bouwen. In het evangelie van Matteüs zegt Jezus tegen Petrus: “En ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.”
Na de dood en opstanding van Jezus werd Petrus een belangrijke figuur in de vroege kerk, waarbij hij een leidende rol speelde in de verspreiding van het christendom. Volgens de traditie reisde Petrus naar Rome, waar hij de gemeente leidde en uiteindelijk werd gemarteld en gekruisigd tijdens de vervolging onder keizer Nero.
Het is pas later in de geschiedenis dat de titel van paus werd geïntroduceerd als de leider van de katholieke kerk. De opvolgers van Petrus als bisschop van Rome werden beschouwd als zijn opvolgers en kregen uiteindelijk de titel van paus.
Hoewel er enige discussie en debat is over de exacte chronologie en details van de vroege pausen, wordt algemeen aangenomen dat Petrus de eerste paus was en dat zijn opvolgers de traditie voortzetten die begon met de apostel die door Jezus zelf werd gekozen. Het is een erfenis die eeuwenlang heeft standgehouden en die vandaag de dag nog steeds wordt voortgezet door de paus als het hoofd van de katholieke kerk.