In de 2e eeuw na Christus besloot de Romeinse keizer Hadrianus om een muur te bouwen langs de noordgrens van Britannia, het huidige Groot-Brittannië. Deze muur, die later bekend werd als de Muur van Hadrianus, strekte zich uit over een afstand van ongeveer 117 kilometer en diende als verdedigingslinie tegen invallen vanuit het noorden.
De bouw van de Muur van Hadrianus begon in het jaar 122 na Christus en duurde ongeveer zes jaar. De muur was gemiddeld zo’n 4 meter hoog en 3 meter breed, en werd versterkt met wachttorens en forten om de Romeinse troepen te helpen bij het bewaken van de grens. De muur liep van de Noordzee in het oosten tot de Ierse Zee in het westen en markeerde de noordelijke grens van het Romeinse Rijk in Britannia.
De beslissing van keizer Hadrianus om de muur te bouwen was ingegeven door verschillende redenen. Ten eerste wilde hij de Romeinse provincie beschermen tegen invallen vanuit het noorden, met name van de Picten, een Keltische stam die in het huidige Schotland woonde. Daarnaast wilde Hadrianus de grens van het rijk markeren en de controle over het gebied versterken.
De Muur van Hadrianus speelde een belangrijke rol in de verdediging van Britannia gedurende de Romeinse periode. Hoewel de muur nooit volledig effectief was in het tegenhouden van invasies, hielp het wel om de Romeinse controle over het gebied te handhaven. Na de val van het Romeinse Rijk werd de muur grotendeels verlaten en verwaarloosd, maar vandaag de dag is het nog steeds een populaire toeristische attractie en een herinnering aan de Romeinse aanwezigheid in Britannia.