Na de steentijd kwam de bronstijd. In deze periode werden metalen zoals brons steeds meer gebruikt voor het maken van gereedschappen, wapens en sieraden. De bronstijd wordt gekenmerkt door de opkomst van complexere samenlevingen en handel tussen verschillende gemeenschappen.
De bronstijd duurde van ongeveer 3300 tot 1200 voor Christus en wordt vaak onderverdeeld in vroeg, midden en laat bronstijd. Tijdens deze periode ontwikkelden mensen technieken om brons te smelten en te bewerken, wat resulteerde in een revolutie in de productie van gereedschappen en wapens. Dit leidde tot een toename van specialisatie en arbeidsverdeling binnen samenlevingen.
De bronstijd bracht ook veranderingen in de architectuur, met de opkomst van monumentale bouwwerken zoals tempels, paleizen en versterkingen. Handel en uitwisseling van goederen namen toe, waardoor culturele uitwisseling en contact tussen verschillende groepen werd gestimuleerd.
De overgang van de steen- naar de bronstijd markeerde een belangrijke fase in de menselijke geschiedenis, waarin technologische vooruitgang en sociale veranderingen de basis legden voor verdere ontwikkelingen in de oudheid. De bronstijd legde de basis voor de opkomst van de ijzertijd, waarin het gebruik van ijzer als belangrijkste metaal de wereld verder zou veranderen.
Kortom, de bronstijd volgde op de steentijd en bracht belangrijke veranderingen met zich mee op het gebied van technologie, handel en architectuur. Het was een periode van vooruitgang en innovatie die de weg vrijmaakte voor verdere ontwikkelingen in de oudheid.