Mozes’ oudere broer, Aäron, is een belangrijke figuur in het Oude Testament van de Bijbel. Hij speelt een cruciale rol in het verhaal van de uittocht uit Egypte en de totstandkoming van de Israëlitische natie.
Aäron was de oudere broer van Mozes en werd door God gekozen om zijn rechterhand te zijn tijdens de confrontatie met de farao en het leiden van het Joodse volk uit Egypte. Aäron was de eerste hogepriester van Israël en had de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van rituelen en offers in de tabernakel, de draagbare heilige tent die diende als Gods woonplaats onder het volk.
Aäron was een getalenteerde spreker en een vaardige onderhandelaar, eigenschappen die van pas kwamen tijdens de onderhandelingen met de farao en het leiden van het volk tijdens hun tocht door de woestijn. Hij stond Mozes bij in zijn rol als leider en fungeerde als zijn vertegenwoordiger bij de Israëlieten en de Egyptenaren.
Een van de bekendste verhalen over Aäron is zijn rol in het incident met het gouden kalf. Toen Mozes op de berg Sinaï was om de tien geboden te ontvangen, maakten de Israëlieten een afgodsbeeld in de vorm van een kalf en begonnen ze het te aanbidden. Aäron werd onder druk gezet door het volk en gaf toe aan hun verzoeken, wat resulteerde in een ernstige veroordeling van God. Uiteindelijk bood Aäron berouw aan en werd hij vergeven door God.
Aäron stierf op hoge leeftijd en werd begraven op de berg Hor. Hij werd opgevolgd als hogepriester door zijn zoon Eleazar. Zijn nalatenschap als eerste hogepriester van Israël en trouwe metgezel van Mozes wordt nog steeds geëerd in het Jodendom en het christendom.
In het Oude Testament wordt Aäron beschreven als een loyale en toegewijde dienaar van God, die ondanks zijn fouten en zwakheden een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van het Israëlitische volk. Zijn verhaal dient als inspiratie voor gelovigen om trouw te blijven aan God, zelfs in moeilijke tijden.