Griezelig in de onderwereld en een zware dobber
Diep onder de grond, in de duistere gangen van de onderwereld, heerst een angstaanjagende sfeer. De kille wind waait door de gangen, terwijl vreemde geluiden in de verte weerklinken. Het is een plek waar de levenden niet durven te komen, en waar de doden een somber bestaan leiden.
In deze duistere wereld, waar het kwaad regeert en de zielen van de verdoemden ronddwalen, staat een eenzame visser aan de oever van een donkere rivier. Zijn hengel rust in het water, terwijl hij wacht op een hapje. Maar dit is geen gewone visser, en dit is geen gewone rivier. Dit is de Styx, de rivier die de doden naar de onderwereld brengt.
De visser heeft een zware dobber aan zijn lijn, een last die hij met zich mee moet dragen. Het is geen gewone last, maar een last van schuld en spijt. Voor elke zonde die hij begaan heeft in zijn leven, heeft hij een zware dobber aan zijn lijn hangen. En elke keer als hij een zonde begaat in de onderwereld, groeit de last aan zijn lijn.
De visser weet dat hij nooit verlost zal worden van zijn last, dat hij voor eeuwig veroordeeld is tot het ronddolen in de duistere gangen van de onderwereld. En terwijl hij daar staat, met zijn zware dobber aan zijn lijn, voelt hij een diepe angst en wanhoop in zijn hart.
Griezelig in de onderwereld en een zware dobber, dat is het lot van de visser aan de oever van de Styx. Een lot dat hij zal moeten dragen tot het einde der tijden, tot de laatste zonde is begaan en de laatste zware dobber aan zijn lijn hangt. En tot die tijd zal hij daar staan, een eenzame figuur in de duisternis, wachtend op een verlossing die nooit zal komen.