De president die van 1968 tot 1974 het Witte Huis bewoonde, was Richard Nixon. Nixon was de 37e president van de Verenigde Staten en diende twee termijnen als president. Hij werd gekozen in 1968 en herkozen in 1972, maar trad uiteindelijk af in 1974 als gevolg van het Watergate-schandaal.
Het Watergate-schandaal was een politieke crisis die ontstond toen verschillende leden van de regering van Nixon betrokken waren bij het inbreken in het hoofdkwartier van de Democratische Partij in het Watergate-gebouw. Na een langdurig onderzoek werd duidelijk dat Nixon op de hoogte was van de inbraak en probeerde het te verdoezelen.
Uiteindelijk, onder druk van impeachmentprocedures in het Congres en dreigende afzetting, trad Nixon af op 9 augustus 1974. Hij was de eerste en enige president in de Amerikaanse geschiedenis die aftrad. Zijn vicepresident, Gerald Ford, volgde hem op als president.
Ondanks zijn val als gevolg van het Watergate-schandaal, wordt Nixon nog steeds herinnerd om zijn buitenlands beleid, met name zijn benadering van de Koude Oorlog en zijn opening naar China. Zijn presidentschap was een periode van politieke turbulentie en verdeeldheid in de Verenigde Staten, maar het heeft ook een blijvende impact gehad op het politieke landschap van het land.