In het kerkelijk jargon is het gebied van een bisschop bekend als een diocees. Een diocees is een geografisch afgebakend gebied waarover een bisschop de leiding heeft en waarin hij verantwoordelijk is voor het pastoraal en geestelijk welzijn van de gelovigen.
Het woord diocees is afgeleid van het Griekse woord “dioikesis”, wat “bestuur” of “beheer” betekent. In de katholieke Kerk is een diocees meestal onderverdeeld in parochies, die worden geleid door priesters en waarin de gelovigen bijeenkomen voor de eredienst en sacramenten.
Een bisschop is de hoogste geestelijke autoriteit binnen een diocees en wordt gezien als opvolger van de apostelen. Hij heeft de taak om het geloof te verkondigen, de sacramenten toe te dienen en de gelovigen te leiden op hun geestelijke weg. Bovendien heeft hij ook een bestuurlijke rol binnen het diocees, waarbij hij verantwoordelijk is voor het benoemen van priesters, het beheren van kerkelijke eigendommen en het opstellen van beleid.
Het diocees is dus het werkterrein van een bisschop, waar hij zich inzet voor de groei en bloei van de katholieke gemeenschap. Het is een gebied waarin hij zijn herderlijke taken vervult en waarin hij de gelovigen bijstaat in hun geestelijke behoeften.
Kortom, het gebied van een bisschop wordt het diocees genoemd en vormt de basis van zijn werkzaamheden als geestelijk leider en bestuurder binnen de katholieke Kerk.