In 1979 werd de Nicaraguaanse president Anastasio Somoza Debayle gedwongen af te treden na jaren van corruptie, onderdrukking en schendingen van de mensenrechten. Somoza was de leider van de Somoza-dynastie die Nicaragua meer dan 40 jaar had geregeerd en bekritiseerd werd vanwege zijn autoritaire regime.
De val van Somoza werd aangevoerd door het Sandinistisch Front voor Nationale Bevrijding (FSLN), een linkse guerrillabeweging die vocht voor sociale rechtvaardigheid en democratie in Nicaragua. De FSLN won aan populariteit en steun door middel van gewelddadige confrontaties met de regeringstroepen van Somoza en door het mobiliseren van de bevolking tegen zijn regime.
Na maanden van strijd en geweld, namen de Sandinisten in juli 1979 de hoofdstad Managua in en dwongen Somoza om af te treden en te vluchten naar Miami, Florida. De val van Somoza markeerde het einde van een tijdperk van corruptie en repressie in Nicaragua en opende de deuren naar een nieuw tijdperk van vrijheid en democratie.
Echter, de erfenis van Somoza en zijn regime liet diepe wonden achter in de Nicaraguaanse samenleving. Het land werd geconfronteerd met politieke instabiliteit, economische problemen en geweld als gevolg van de burgeroorlog tussen Sandinistische en contrarevolutionaire groepen die zou voortduren tot de jaren 1990.
Het is pas in recente jaren dat Nicaragua enigszins stabiel is geworden, maar de erfenis van Somoza en de nasleep van zijn val blijven nog steeds voelbaar in het land. De strijd voor gerechtigheid, democratie en welvaart gaat door, en Nicaragua blijft een puzzel die nog steeds moet worden opgelost.